2017-01-01
Datum
zondag 1 januari 2017
Nieuwjaarsdag; Bevestiging ambtsdragers
Predikant
ds. J. Lohuis
Tekst
2 Koningen 13:10-25
-
TekstElísa nu was krank geweest van zijn krankheid, van dewelke hij stierf; en Joas, de koning van Israël, was tot hem afgekomen, en had geweend over zijn aangezicht, en gezegd: Mijn vader, mijn vader, wagen Israëls en zijn ruiteren! En Elísa zeide tot hem: Neem een boog en pijlen. En hij nam tot zich een boog en pijlen. En hij zeide tot den koning van Israël: Leg uw hand aan den boog, en hij legde zijn hand daaraan; en Elísa legde zijn handen op des konings handen. En hij zeide: Doe het venster open tegen het oosten. En hij deed het open. Toen zeide Elísa: Schiet. En hij schoot. En hij zeide: Het is een pijl der verlossing des HEEREN, en een pijl der verlossing tegen de Syriërs; want gij zult de Syriërs slaan in Afek, tot verdoens toe. Daarna zeide hij: Neem de pijlen. En hij nam ze. Toen zeide hij tot den koning van Israël: Sla tegen de aarde. En hij sloeg driemaal; daarna stond hij stil. Toen werd de man Gods zeer toornig op hem, en zeide: Gij zoudt vijf of zesmaal geslagen hebben; dan zoudt gij de Syriërs tot verdoens toe geslagen hebben; doch nu zult gij de Syriërs driemaal slaan.
-
ZingenPsalm 25:2 en 7
Psalm 108:1 (na de geloofsbelijdenis)
Psalm 18:9 en 10
Psalm 123:1
Gebed des Heeren : 3
Psalm 81:12 -
Punten1. Elisa gaat sterven
2. Elisa blijft profeet
3. Elisa beproeft de koning
4. Elisa is toornig -
Schriftlezing10 In het zeven en dertigste jaar van Joas, den koning van Juda, werd Joas, de zoon van Jóahaz, koning over Israël, te Samaria, en regeerde zestien jaren.
11 En hij deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN; hij week niet af van al de zonden van Jeróbeam, den zoon van Nebat, die Israël zondigen deed, maar hij wandelde daarin.
12 Het overige nu der geschiedenissen van Joas, en al wat hij gedaan heeft, en zijn macht, waarmede hij gestreden heeft tegen Amázia, den koning van Juda, zijn die niet geschreven in het boek der kronieken der koningen van Israël?
13 En Joas ontsliep met zijn vaderen, en Jeróbeam zat op zijn troon. En Joas werd begraven te Samaria, bij de koningen van Israël.
14 Elísa nu was krank geweest van zijn krankheid, van dewelke hij stierf; en Joas, de koning van Israël, was tot hem afgekomen, en had geweend over zijn aangezicht, en gezegd: Mijn vader, mijn vader, wagen Israëls en zijn ruiteren!
15 En Elísa zeide tot hem: Neem een boog en pijlen. En hij nam tot zich een boog en pijlen.
16 En hij zeide tot den koning van Israël: Leg uw hand aan den boog, en hij legde zijn hand daaraan; en Elísa legde zijn handen op des konings handen.
17 En hij zeide: Doe het venster open tegen het oosten. En hij deed het open. Toen zeide Elísa: Schiet. En hij schoot. En hij zeide: Het is een pijl der verlossing des HEEREN, en een pijl der verlossing tegen de Syriërs; want gij zult de Syriërs slaan in Afek, tot verdoens toe.
18 Daarna zeide hij: Neem de pijlen. En hij nam ze. Toen zeide hij tot den koning van Israël: Sla tegen de aarde. En hij sloeg driemaal; daarna stond hij stil.
19 Toen werd de man Gods zeer toornig op hem, en zeide: Gij zoudt vijf of zesmaal geslagen hebben; dan zoudt gij de Syriërs tot verdoens toe geslagen hebben; doch nu zult gij de Syriërs driemaal slaan.
20 Daarna stierf Elísa, en zij begroeven hem. De benden nu der Moabieten kwamen in het land met het ingaan des jaars.
21 En het geschiedde, als zij een man begroeven, dat zij, ziet, een bende zagen; zo wierpen zij den man in het graf van Elísa; en toen de man daarin kwam, en het gebeente van Elísa aanroerde, werd hij levend, en rees op zijn voeten.
22 Házaël nu, de koning van Syrië, verdrukte Israël, al de dagen van Jóahaz.
23 Doch de HEERE was hun genadig, en ontfermde Zich hunner, en wendde Zich tot hen, om Zijns verbonds wil met Abraham, Izak en Jakob; en Hij wilde hen niet verderven, en heeft hen niet verworpen van Zijn aangezicht, tot nu toe.
24 En Házaël, de koning van Syrië, stierf, en zijn zoon Benhadad werd koning in zijn plaats.
25 Joas nu, de zoon van Jóahaz, nam de steden weder in, uit de hand van Benhadad, den zoon van Házaël, die hij uit de hand van Jóahaz, zijn vader, met krijg genomen had; Joas sloeg hem driemaal, en bracht de steden aan Israël weder.
- U bevindt zich hier:
- Start
- Prekenarchief
- 2017-01-01