2020-09-20
Datum
zondag 20 september 2020
Predikant
ds. J. Lohuis
Tekst
Exodus 14:5
-
TekstToen zeide de HEERE tot Mozes: Wat roept gij tot Mij? Zeg den kinderen Israëls, dat zij voorttrekken.
-
ZingenPsalm 106:5 en 6
Psalm 39:5 (na de wet)
Psalm 77:9 en 11
Psalm 89:9
Psalm 68:11 -
Punten1. Een onbegrepen weg
2. Een ongelovig gebed
3. Een onmogelijk bevel -
Schriftlezing1 Toen sprak de HEERE tot Mozes, zeggende:
2 Spreek tot de kinderen Israëls, dat zij wederkeren, en zich legeren voor Pi hachirôth, tussen Migdol en tussen de zee, voor Baäl zefon; daar tegenover zult gij u legeren aan de zee.
3 Faraö dan zal zeggen van de kinderen Israëls: Zij zijn verward in het land; die woestijn heeft hen besloten.
4 En Ik zal Faraö's hart verstokken, dat hij hen najage; en Ik zal aan Faraö en aan al zijn heir verheerlijkt worden, alzo dat de Egyptenaars zullen weten, dat Ik de HEERE ben. En zij deden alzo.
5 Toen nu de koning van Egypte werd geboodschapt, dat het volk vluchtte, zo is het hart van Faraö en van zijn knechten veranderd tegen het volk, en zij zeiden: Waarom hebben wij dat gedaan, dat wij Israël hebben laten trekken, dat zij ons niet dienden?
6 En hij spande zijn wagen aan, en nam zijn volk met zich.
7 En hij nam zeshonderd uitgelezene wagens, ja, al de wagens van Egypte, en de hoofdlieden over die allen.
8 Want de HEERE verstokte het hart van Faraö, den koning van Egypte, dat hij de kinderen Israëls najaagde; doch de kinderen Israëls waren door een hoge hand uitgegaan.
9 En de Egyptenaars jaagden hen na, en achterhaalden hen, daar zij zich gelegerd hadden aan de zee; al de paarden, de wagens van Faraö en zijn ruiters, en zijn heir; nevens Pi hachirôth, voor Baäl zefon.
10 Als Faraö nabij gekomen was, zo hieven de kinderen Israëls hun ogen op, en ziet, de Egyptenaars togen achter hen; en zij vreesden zeer; toen riepen de kinderen Israëls tot den HEERE.
11 En zij zeiden tot Mozes: Hebt gij ons daarom, omdat er in Egypte gans geen graven waren, weggenomen, opdat wij in deze woestijn sterven zouden? Waarom hebt gij ons dat gedaan, dat gij ons uit Egypte gevoerd hebt?
12 Is dit niet het woord, dat wij in Egypte tot u spraken, zeggende: Houd af van ons, en laat ons de Egyptenaren dienen? Want het ware ons beter geweest de Egyptenaren te dienen, dan in deze woestijn te sterven.
13 Doch Mozes zeide tot het volk: Vreest niet, staat vast, en ziet het heil des HEEREN, dat Hij heden aan ulieden doen zal, want de Egyptenaars, die gij heden gezien hebt, zult gij niet weder zien in eeuwigheid.
14 De HEERE zal voor ulieden strijden, en gij zult stil zijn.
15 Toen zeide de HEERE tot Mozes: Wat roept gij tot Mij? Zeg den kinderen Israëls, dat zij voorttrekken.
- U bevindt zich hier:
- Start
- Prekenarchief
- 2020-09-20