2005-01-09
Datum
zondag 9 januari 2005
Predikant
ds. J. Lohuis
Tekst
HC Zondag 18
-
TekstVr. 46: Wat verstaat gij daarmede: Opgevaren ten hemel?
Antw: Dat Christus voor de ogen zijner jongeren van de aarde ten hemel is opgeheven, en dat Hij ons ten goede daar is, totdat Hij wederkomt om te oordelen de levenden en de doden.
Vr. 47: Is dan Christus niet bij ons tot aan het einde der wereld, gelijk Hij beloofd heeft?
Antw: Christus is waarachtig mens en waarachtig God. Naar zijn menselijke natuur is Hij niet meer op aarde: maar naar zijn Godheid, majesteit, genade en Geest wijkt Hij nimmermeer van ons.
Vr. 48: Maar zo de mensheid niet overal is waar de Godheid is, worden dan de twee naturen in Christus niet van elkander gescheiden?
Antw: Ganselijk niet: want dewijl de Godheid door niets kan ingesloten worden en overal tegenwoordig is, zo moet volgen, dat zij wel buiten haar aangenomen mens is, en nochtans niettemin ook in haar is en persoonlijk met haar verenigd blijft.
Vr. 49: Wat nut ons de hemelvaart van Christus?
Antw: Ten eerste, dat Hij in den hemel voor het aangezicht zijns Vaders onze Voorspreker is. Ten andere, dat wij ons vlees in den hemel tot een zeker pand hebben, dat Hij, als het Hoofd, ons, zijn lidmaten, ook tot zich zal nemen. Ten derde, dat Hij ons zijn Geest tot een tegenpand zendt, door wiens kracht wij zoeken dat daarboven is, waar Christus is, zittende ter rechterhand Gods, en niet dat op de aarde is. -
ZingenPsalm 47:3 en 4
Psalm 68:9 en 16
Psalm 21:5
Psalm 24:4 -
Punten1. Christus in de hemel (v/a 46)
2. Christus bij de Zijnen (v/a 47 en 48)
3. Christus tot voordeel (v/a 49) -
Schriftlezing1 De hoofdsom nu der dingen, waarvan wij spreken, is, dat wij hebben zodanigen Hogepriester, Die gezeten is aan de rechterhand van den troon der Majesteit in de hemelen:
2 Een Bedienaar des heiligdoms, en des waren tabernakels, welken de Heere heeft opgericht, en geen mens.
3 Want een iegelijk hogepriester wordt gesteld om gaven en slachtofferen te offeren: waarom het noodzakelijk was, dat ook Deze wat had, dat Hij zou offeren.
4 Want indien Hij op aarde ware, zo zou Hij zelfs geen priester zijn, dewijl er priesters zijn, die naar de wet gaven offeren:
5 Welke het voorbeeld en de schaduw der hemelse dingen dienen, gelijk Mozes door Goddelijke aanspraak vermaand was, als hij den tabernakel volmaken zou: Want zie, zegt Hij, dat gij het alles maakt naar de afbeelding, die u op den berg getoond is.
6 En nu heeft Hij zoveel uitnemender bediening gekregen, als Hij ook eens beteren verbonds Middelaar is, hetwelk in betere beloftenissen bevestigd is.
7 Want indien dat eerste verbond onberispelijk geweest ware, zo zou voor het tweede geen plaats gezocht zijn geweest.
8 Want hen berispende, zegt Hij tot hen: Ziet, de dagen komen, spreekt de Heere, en Ik zal over het huis Israels, en over het huis van Juda een nieuw verbond oprichten:
9 Niet naar het verbond, dat Ik met hun vaderen gemaakt heb, ten dage, als Ik hen bij de hand nam, om hen uit Egypteland te leiden: want zij zijn in dit Mijn verbond niet gebleven, en Ik heb op hen niet geacht, zegt de Heere.
10 Want dit is het verbond, dat Ik met het huis Israels maken zal na die dagen, zegt de Heere: Ik zal Mijn wetten in hun verstand geven, en in hun harten zal Ik die inschrijven: en Ik zal hun tot een God zijn, en zij zullen Mij tot een volk zijn.
11 En zij zullen niet leren, een iegelijk zijn naaste, en een iegelijk zijn broeder, zeggende: Ken de Heere: want zij zullen Mij allen kennen van den kleine onder hen tot den grote onder hen.
12 Want Ik zal hun ongerechtigheden genadig zijn, en hun zonden en hun overtredingen zal Ik geenszins meer gedenken.
13 Als Hij zegt: Een nieuw verbond, zo heeft Hij het eerste oud gemaakt: dat nu oud gemaakt is en verouderd, is nabij de verdwijning.
- U bevindt zich hier:
- Start
- Prekenarchief
- 2005-01-09