2006-10-01
De geboorte van Salomo
Datum
zondag 1 oktober 2006
Predikant
ds. M. van Kooten
Tekst
2 Samuel 12 : 24-25
-
TekstDaarna troostte David zijn huisvrouw Bathseba, en ging tot haar in, en lag bij haar: en zij baarde een zoon, wiens naam zij noemde Salomo: en de HEERE had hem lief. En zond heen door de hand van den profeet Nathan, en noemde zijn naam Jedid jah, om des HEEREN wil.
-
ZingenPsalm 89:2
Psalm 72:7 en 8
Psalm 89:8
Psalm 72:10 en 11 -
Punten1. Het verdriet ervoor
2. De vertroosting erbij
3. De voorafschaduwing ervan -
Schriftlezing2 Samuel 12:13-31
13 Toen zeide David tot Nathan: Ik heb gezondigd tegen den HEERE! En Nathan zeide tot David: De HEERE heeft ook uw zonde weggenomen, gij zult niet sterven.
14 Nochtans, dewijl gij door deze zaak de vijanden des HEEREN grotelijks hebt doen lasteren, zal ook de zoon, die u geboren is, den dood sterven.
15 Toen ging Nathan naar zijn huis. En de HEERE sloeg het kind, dat de huisvrouw van Uria David gebaard had, dat het zeer krank werd.
16 En David zocht God voor dat jongsken: en David vastte een vasten, en ging in, en lag den nacht over op de aarde.
17 Toen maakten zich de oudsten van zijn huis op tot hem, om hem te doen opstaan van de aarde: maar hij wilde niet, en at geen brood met hen.
18 En het geschiedde op den zevenden dag, dat het kind stierf: en Davids knechten vreesden hem aan te zeggen, dat het kind dood was, want zij zeiden: Ziet, als het kind nog levend was, spraken wij tot hem, maar hij hoorde naar onze stem niet, hoe zullen wij dan tot hem zeggen: Het kind is dood? Want het mocht kwaad doen.
19 Maar David zag, dat zijn knechten mompelden: zo merkte David, dat het kind dood was. Dies zeide David tot zijn knechten: Is het kind dood? En zij zeiden: Het is dood.
20 Toen stond David op van de aarde, en wies en zalfde zich, en veranderde zijn kleding, en ging in het huis des HEEREN, en bad aan: daarna kwam hij in zijn huis, en eiste brood: en zij zetten hem brood voor, en hij at.
21 Zo zeiden zijn knechten tot hem: Wat is dit voor een ding, dat gij gedaan hebt? Om des levenden kinds wil hebt gij gevast en geweend: maar nadat het kind gestorven is, zijt gij opgestaan en hebt brood gegeten.
22 En hij zeide: Als het kind nog leefde, heb ik gevast en geweend: want ik zeide: Wie weet, de HEERE zou mij mogen genadig zijn, dat het kind levend bleve.
23 Maar nu is het dood, waarom zou ik nu vasten? Zal ik hem nog kunnen wederhalen? Ik zal wel tot hem gaan, maar hij zal tot mij niet wederkomen.
24 Daarna troostte David zijn huisvrouw Bathseba, en ging tot haar in, en lag bij haar: en zij baarde een zoon, wiens naam zij noemde Salomo: en de HEERE had hem lief.
25 En zond heen door de hand van den profeet Nathan, en noemde zijn naam Jedid jah, om des HEEREN wil.
26 Joab nu krijgde tegen Rabba der kinderen Ammons: en hij nam de koninklijke stad in.
27 Toen zond Joab boden tot David, en zeide: Ik heb gekrijgd tegen Rabba, ook heb ik de waterstad ingenomen.
28 Zo verzamel gij nu het overige des volks, en beleger de stad, en neem ze in: opdat niet, zo ik de stad zou innemen, mijn naam over haar uitgeroepen worde.
29 Toen verzamelde David al dat volk, en toog naar Rabba: en hij krijgde tegen haar, en nam ze in.
30 En hij nam de kroon haars konings van zijn hoofd af, welker gewicht was een talent gouds, met edelgesteente, en zij werd op Davids hoofd gezet: ook voerde hij uit een zeer groten roof der stad.
31 Het volk nu, dat daarin was, voerde hij uit, en legde het onder zagen, en onder ijzeren dorswagens, en onder ijzeren bijlen, en deed hen door den ticheloven doorgaan: en alzo deed hij aan alle steden der kinderen Ammons. Daarna keerde David, en al het volk, weder naar Jeruzalem.
Mattheus 1:1-16
1 Het boek des geslachts van JEZUS CHRISTUS, den Zoon van David, den zoon van Abraham.
2 Abraham gewon Izak, en Izak gewon Jakob, en Jakob gewon Juda, en zijn broeders:
3 En Juda gewon Fares en Zara bij Thamar: en Fares gewon Esrom, en Esrom gewon Aram:
4 En Aram gewon Aminadab, en Aminadab gewon Nahasson, en Nahasson gewon Salmon:
5 En Salmon gewon Booz bij Rachab, en Booz gewon Obed bij Ruth, en Obed gewon Jessai:
6 En Jessai gewon David, den koning: en David, den koning, gewon Salomon bij degene, die Uria's vrouw was geweest:
7 En Salomon gewon Roboam, en Roboam gewon Abia, en Abia gewon Asa:
8 En Asa gewon Josafat, en Josafat gewon Joram, en Joram gewon Ozias:
9 En Ozias gewon Joatham, en Joatham gewon Achaz, en Achaz gewon Ezekias:
10 En Ezekias gewon Manasse, en Manasse gewon Amon, en Amon
- U bevindt zich hier:
- Start
- Prekenarchief
- 2006-10-01