2012-01-15
Datum
zondag 15 januari 2012
Predikant
ds. J. Lohuis
Tekst
NGB Artikel 9
-
TekstWij weten dit alles zowel uit het getuigenis van de Heilige Schrift als uit de werkingen van deze Personen, voornamelijk uit die welke wij in onszelf ervaren. Het getuigenis van de Heilige Schriften dat ons leert deze Heilige Drieenheid te geloven, is op vele plaatsen in het Oude Testament te vinden. We behoeven ze niet op te sommen, maar dienen slechts een zorgvuldige keus te maken.
In Gen 1:26-27 zegt God: Laat Ons mensen maken naar ons beeld, als onze gelijkenis, enzovoort. En God schiep de mens naar zijn beeld, man en vrouw schiep Hij hen. Eveneens in Gen 3:22: Zie, de mens is geworden als Onzer een. Daaruit blijkt dat er meer dan een Persoon in de Godheid is, want Hij zegt: Laat Ons mensen maken naar ons beeld: en Hij wijst daarna de eenheid aan, als Hij zegt: God schiep. Weliswaar zegt Hij niet hoeveel Personen er zijn, maar wat voor ons enigszins duister is in het Oude Testament, dat is zeer helder in het Nieuwe. Want toen onze Heer gedoopt werd in de Jordaan, werd de stem van de Vader gehoord, die zei: Deze is mijn Zoon, de geliefde (Mat 3:17): terwijl de Zoon werd gezien in het water en de Heilige Geest verscheen in de gedaante van een duif.
Bovendien heeft Christus voor de doop van alle gelovigen deze formule gegeven: Doopt al de volken in de naam van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest (Matth 28: 19) In het Evangelie naar Lucas spreekt de engel Gabriel tot Maria, de moeder van de Heer, aldus: De Heilige Geest zal over u komen en de kracht van de Allerhoogste zal u overschaduwen: daarom zal ook het heilige dat verwekt wordt, Zoon van God genoemd worden (Lu 1:35). Eveneens: De genade van de Heer Jezus Christus en de liefde van God en de gemeenschap van de Heilige Geest zij met u (2Co 13:13). En: De Vader, het Woord en de Heilige Geest, en deze drie zijn een (1Jo 5:7) Op al deze plaatsen wordt ons duidelijk geleerd dat er drie Personen zijn in een enig goddelijk Wezen. En hoewel deze leer het menselijk verstand ver te boven gaat, geloven wij die nu op grond van het Woord en verwachten wij dat wij de volle kennis en vrucht ervan in de hemel zullen genieten. Verder moeten wij ook letten op het eigen werk dat ieder van deze drie Personen aan ons verricht: de Vader wordt genoemd onze Schepper door zijn kracht: de Zoon is onze Heiland en Verlosser door zijn bloed: de Heilige Geest is onze Heiligmaker, doordat Hij woont in ons hart.
Deze leer van de Heilige Drieeenheid heeft de ware kerk altijd gehandhaafd, van de tijd van de apostelen af tot nu toe, tegenover joden, mohammedanen en valse christenen en ketters als Marcion, Mani, Praxeas, Sabellius, Paulus van Samosata, Arius en dergelijke. De vaderen hebben hen terecht veroordeeld. Daarom aanvaarden wij in dezen graag de drie oecumenische geloofsbelijdenissen, namelijk de Apostolische, die van Nicea en van Athanasius, en eveneens wat de vaderen in overeenstemming daarmee hebben vastgesteld. -
ZingenPsalm 25:6 en 7
Psalm 149:1 (na de geloofsbelijdenis)
Avondzang : 1, 5, 6 en 7
Psalm 78:2
Psalm 73:13 -
Punten1. Het Schriftbewijs van de Drieeenheid
2. De ervaring van de Drieeenheid
3. De bestrijding van de Drieeenheid
4. De overlevering van de Drieeenheid -
Schriftlezing1 Uw hart worde niet ontroerd: gijlieden gelooft in God, gelooft ook in Mij.
2 In het huis Mijns Vaders zijn vele woningen: anderszins zo zou Ik het u gezegd hebben: Ik ga heen om u plaats te bereiden.
3 En zo wanneer Ik heen zal gegaan zijn, en u plaats zal bereid hebben, zo kome Ik weder en zal u tot Mij nemen, opdat gij ook zijn moogt, waar Ik ben.
4 En waar Ik heenga, weet gij, en den weg weet gij.
5 Thomas zeide tot Hem: Heere, wij weten niet, waar Gij heengaat: en hoe kunnen wij den weg weten?
6 Jezus zeide tot hem: Ik ben de Weg, en de Waarheid, en het Leven. Niemand komt tot den Vader, dan door Mij.
7 Indien gijlieden Mij gekend hadt, zo zoudt gij ook Mijn Vader gekend hebben: en van nu kent gij Hem, en hebt Hem gezien.
8 Filippus zeide tot Hem: Heere, toon ons den Vader, en het is ons genoeg.
9 Jezus zeide tot hem: Ben Ik zo langen tijd met ulieden, en hebt gij Mij niet gekend, Filippus? Die Mij gezien heeft, die heeft den Vader gezien: en hoe zegt gij: Toon ons den Vader?
10 Gelooft gij niet, dat Ik in den Vader ben, en de Vader in Mij is? De woorden, die Ik tot ulieden spreek, spreek Ik van Mijzelven niet, maar de Vader, Die in Mij blijft, Dezelve doet de werken.
11 Gelooft Mij, dat Ik in den Vader ben en de Vader in Mij is: en indien niet, zo gelooft Mij om de werken zelve.
12 Voorwaar, voorwaar zeg Ik ulieden: Die in Mij gelooft, de werken, die Ik doe, zal hij ook doen, en zal meerder doen dan deze: want Ik ga heen tot Mijn Vader.
13 En zo wat gij begeren zult in Mijn Naam, dat zal Ik doen: opdat de Vader in den Zoon verheerlijkt worde.
14 Zo gij iets begeren zult in Mijn Naam, Ik zal het doen.
15 Indien gij Mij liefhebt, zo bewaart Mijn geboden.
16 En Ik zal den Vader bidden, en Hij zal u een anderen Trooster geven, opdat Hij bij u blijve in der eeuwigheid:
17 Namelijk den Geest der waarheid, Welken de wereld niet kan ontvangen: want zij ziet Hem niet, en kent
- U bevindt zich hier:
- Start
- Prekenarchief
- 2012-01-15