2013-02-27
Datum
woensdag 27 februari 2013
Biddag
Predikant
kand. R.J. Jansen
Tekst
Psalm 142 : 6b
-
TekstGij zijt mijn Deel in het land der levenden.
-
ZingenPsalm 142:1 en 2
Psalm 119:29 (na de wet)
Psalm 37:2 en 3
Psalm 16:3
Psalm 56:6 -
Punten1. Een erfdeel gezocht
2. Een erfdeel verloren
3. Een erfdeel ontvangen -
SchriftlezingLukas 15:11-24
11 En Hij zeide: Een zeker mens had twee zonen.
12 En de jongste van hen zeide tot den vader: Vader, geef mij het deel des goeds, dat mij toekomt. En hij deelde hun het goed.
13 En niet vele dagen daarna, de jongste zoon, alles bijeenvergaderd hebbende, is weggereisd in een vergelegen land, en heeft aldaar zijn goed doorgebracht, levende overdadiglijk.
14 En als hij het alles verteerd had, werd er een grote hongersnood in datzelve land, en hij begon gebrek te lijden.
15 En hij ging heen, en voegde zich bij een van de burgers deszelven lands: en die zond hem op zijn land om de zwijnen te weiden.
16 En hij begeerde zijn buik te vullen met den draf, dien de zwijnen aten: en niemand gaf hem dien.
17 En tot zichzelven gekomen zijnde, zeide hij: Hoe vele huurlingen mijns vaders hebben overvloed van brood, en ik verga van honger!
18 Ik zal opstaan en tot mijn vader gaan, en ik zal tot hem zeggen: Vader, ik heb gezondigd tegen den Hemel, en voor u:
19 En ik ben niet meer waardig uw zoon genaamd te worden: maak mij als een van uw huurlingen.
20 En opstaande, ging hij naar zijn vader. En als hij nog ver van hem was, zag hem zijn vader, en werd met innerlijke ontferming bewogen: en toelopende, viel hem om zijn hals, en kuste hem.
21 En de zoon zeide tot hem: Vader, ik heb gezondigd tegen den Hemel, en voor u, en ben niet meer waardig uw zoon genaamd te worden.
22 Maar de vader zeide tot zijn dienstknechten: Brengt hier voor het beste kleed, en doet het hem aan, en geeft hem een ring aan zijn hand, en schoenen aan de voeten:
23 En brengt het gemeste kalf, en slacht het: en laat ons eten en vrolijk zijn.
24 Want deze mijn zoon was dood, en is weder levend geworden: en hij was verloren, en is gevonden! En zij begonnen vrolijk te zijn.
Psalm 142
1 Een onderwijzing van David, een gebed, als hij in de spelonk was.
2 Ik riep met mijn stem tot den HEERE: ik smeekte tot den HEERE met mijn stem.
3 Ik stortte mijn klacht uit voor Zijn aangezicht: ik gaf te kennen voor Zijn aangezicht mijn benauwdheid.
4 Als mijn geest in mij overstelpt was, zo hebt Gij mijn pad gekend. Zij hebben mij een strik verborgen op den weg, dien ik gaan zou.
5 Ik zag uit ter rechterhand, en ziet, zo was er niemand, die mij kende, er was geen ontvlieden voor mij: niemand zorgde voor mijn ziel.
6 Tot U riep ik, o HEERE! Ik zeide: Gij zijt mijn Toevlucht, mijn Deel in het land der levenden.
7 Let op mijn geschrei, want ik ben zeer uitgeteerd: red mij van mijn vervolgers, want zij zijn machtiger dan ik.
8 Voer mijn ziel uit de gevangenis, om Uw Naam te loven: de rechtvaardigen zullen mij omringen, wanneer Gij wel bij mij zult gedaan hebben.
- U bevindt zich hier:
- Start
- Prekenarchief
- 2013-02-27