2015-03-01
Datum
zondag 1 maart 2015
Voorbereiding Heilig Avondmaal
Predikant
ds. J. Lohuis
Tekst
Mattheus 26:75b en 27:5b
-
TekstEn naar buiten gaande, weende hij bitterlijk.
En heengaande verworgde zichzelven. -
ZingenPsalm 89:19
Psalm 34:9 (na de geloofsbelijdenis)
Psalm 51:1 en 2
Psalm 130:2
Psalm 6:9 -
Punten1. Petrus verloochent en Judas verraadt Jezus
2. Petrus weent en Jezus slaat de hand aan zichzelf
3. Petrus wordt vastgehouden en Judas wordt losgelaten door Jezus -
SchriftlezingMattheus 26:69-75
69 En Petrus zat buiten in de zaal: en een dienstmaagd kwam tot hem, zeggende: Gij waart ook met Jezus, den Galileer.
70 Maar hij loochende het voor allen, zeggende: Ik weet niet, wat gij zegt.
71 En als hij naar de voorpoort uitging, zag hem een andere dienstmaagd, en zeide tot degenen, die aldaar waren: Deze was ook met Jezus den Nazarener.
72 En hij loochende het wederom met een eed, zeggende: Ik ken den Mens niet.
73 En een weinig daarna, die er stonden, bijkomende, zeiden tot Petrus: Waarlijk, gij zijt ook van die, want ook uw spraak maakt u openbaar.
74 Toen begon hij zich te vervloeken, en te zweren: Ik ken den Mens niet.
75 En terstond kraaide de haan: en Petrus werd indachtig, het woord van Jezus, Die tot hem gezegd had: Eer de haan gekraaid zal hebben, zult gij Mij driemaal verloochenen. En naar buiten gaande, weende hij bitterlijk.
Mattheus 27:1-10
1 Als het nu morgenstond geworden was, hebben al de overpriesters en de ouderlingen des volks te zamen raad genomen tegen Jezus, dat zij Hem doden zouden.
2 En Hem gebonden hebbende, leidden zij Hem weg, en gaven Hem over aan Pontius Pilatus, den stadhouder.
3 Toen heeft Judas, dien Hem verraden had, ziende, dat Hij veroordeeld was, berouw gehad, en heeft de dertig zilveren penningen den overpriesters en den ouderlingen wedergebracht,
4 Zeggende: Ik heb gezondigd, verradende het onschuldig bloed! Maar zij zeiden: Wat gaat ons dat aan? Gij moogt toezien.
5 En als hij de zilveren penningen in den tempel geworpen had, vertrok hij, en heengaande verworgde zichzelven.
6 En de overpriesters, de zilveren penningen nemende, zeiden: Het is niet geoorloofd, dezelve in de offerkist te leggen, dewijl het een prijs des bloeds is.
7 En te zamen raad gehouden hebbende, kochten zij daarmede den akker des pottenbakkers, tot een begrafenis voor de vreemdelingen.
8 Daarom is die akker genaamd de akker des bloeds, tot op den huidigen dag.
9 Toen is vervuld geworden, hetgeen gesproken is door den profeet Jeremia, zeggende: En zij hebben de dertig zilveren penningen genomen, de waarde des Gewaardeerden van de kinderen Israels, Denwelken zij gewaardeerd hebben:
10 En hebben dezelve gegeven voor den akker des pottenbakkers: volgens hetgeen mij de Heere bevolen heeft.
- U bevindt zich hier:
- Start
- Prekenarchief
- 2015-03-01